Vanuit de dictatuur
bepaald de heersende leider het plan, met aan zijn rechterhand de politie en
het leger. Heb je als burger een verkeerde mening verkondigt, is het risico om
een oneerlijk proces te doorlopen. Vaak is een goede advocaat dan de laatste redding
om uit de moeilijke situatie te geraken. De leider zal immers zelden naar het
volk luisteren, aangezien deze zichzelf overal boven rekent.
In 1 Petrus 2 vers
13 tot 17 is ongehoorzaamheid ook niet geoorloofd, doch de provinciebestuurders
zijn degene die voor een eerlijk proces zorgen. Dus een democratisch koninkrijk
in de periode rond de eerste jaartelling. Blijkbaar kende men nog geen rechters
of advocaten, die belangrijk hebben in de rechtspraak. Anders ook dan dat er
tegenwoordig ook een landelijke bestuursmacht bestaat, evenals de gemeentelijke
instanties. Als dienaren van God zijn ze degene die ervoor instaan dat alle
wetjes en regeltjes worden nageleefd. De leider heeft dus niet de bestuurlijke
macht, wat anders zou leiden tot een opstand van het volk.
Dus kort gezegd, in
een vrijheidsland is ongehoorzaamheid niet direct een straf, eerder een
waarschuwing. In een land met alleenheerschappij is er haast geen uitweg meer
om je mening uit te spreken. En dat laatste was in de Bijbelse tijd gelukkig
niet aan de orde.